Terwijl de ene persoon gevoeliger is voor negatieve ervaringen, richt de ander zich meer op de positieve. Promovendus Laurens Kemp onderzoekt binnen NSMD of dergelijke verschillende leerstijlen een rol spelen bij het ontstaan van mentale stoornissen.
Stel dat je regelmatig mensen op een date vraagt. Soms accepteren ze, soms word je afgewezen. Als je vooral focust op de negatieve ervaringen (de nee-zeggers) en veel minder op de positieve (de ja-zeggers) en daar je toekomstige gedrag op afstemt (voorlopig niemand meer vragen), is er sprake van een ‘negatieve leerasymmetrie’. Een positieve leerasymmetrie is daarentegen niet per se positief, legt Laurens Kemp uit. “Want dan ben je misschien geneigd weinig oog te hebben voor risico’s, waardoor je in de problemen kunt komen. En als je vooral op negatieve informatie focust en minder goed leert van positieve informatie, betekent dat misschien dat je gevoeliger bent voor het ontwikkelen van een angststoornis. Dat wil ik ook onderzoeken: speelt leerasymmetrie een rol in het netwerk van symptomen dat een psychische stoornis is, volgens de netwerktheorie?” Dat is kort samengevat waar Kemp in zijn vierjarige promotieonderzoek naar kijkt, in wetenschappelijke termen: leerasymmetrie als transdiagnostische factor. Hij begon in februari 2021.
Hoe heb je het eerste jaar van je traject besteed?
“Ik ben bedreven in methodologie, dus ik heb een taak ontwikkeld waarvan ik denk dat die leerasymmetrie het beste kan meten. Dat was best een uitdaging, want ik ben een beetje een perfectionist. Eerdere wetenschappelijke pogingen om dit te meten, vind ik dan ook niet heel geslaagd. Omdat ik al snel zie wat de minpunten zijn van een taak, is de mijne uiteindelijk best complex geworden. We zijn hem nu aan het testen met 150 proefpersonen en we moeten nog zien of het gaat meten wat we willen meten.”
Wat was het moeilijkste aan het ontwikkelen van die taak?
“Om met het probleem te beginnen: bij conditionering kijk je hoe mensen reageren op een stimulus die leidt tot een uitkomst. Bijvoorbeeld: je dient drie keer een kleine elektroschok toe terwijl je een driehoek laat zien en een keer geen schok gekoppeld aan een vierkant. Hoe reageren mensen dan de volgende keer als ze een driehoek zien, versus als ze een vierkant zien? Het probleem bij zulke experimenten is, dat mensen niet net als dieren primair reageren. Ze krijgen allerlei gedachten over het experiment, wat het doel is, over de onderzoeker. Ik wilde een taak ontwikkelen die zo min mogelijk beïnvloed zou worden door de gedachten van proefpersonen.”
Waarom is dat zo belangrijk dan?
“Omdat die gedachten niet relevant zijn voor het in kaart brengen van hun leerasymmetrie. We willen puur weten hoe mensen leren van positieve of negatieve informatie en dat is een primaire reactie op hoe ze dingen ervaren. Ik moest dus een balans vinden tussen een experiment dat niet te simpel was om te doorgronden, zoals bij veel conditioneringsexperimenten, maar ook niet te moeilijk.”
Kun je iets vertellen over de taak die proefpersonen momenteel dus krijgen voorgelegd?
“In de meeste onderzoeken worden associaties gevormd met heel simpele stimuli en uitkomsten, zoals driehoekjes en vierkantjes. Voor de kwalitatief beste onderzoeksresultaten helpt het om de stimuli zo complex mogelijk te maken, maar wel uniek en van elkaar te onderscheiden. Een onderzoeksgroep geleid door professor Watson ontwikkelde al eens 3D-figuren, maar het script om ze te genereren zat vol met bugs, dus ik heb ze voor een groot deel zelf moeten maken. Dat was aardig wat werk, maar het resultaat is mooi: een set van veel verschillende 3D-objecten, met patronen, kleuren, texturen. Die objecten presenteren we na elkaar, gekoppeld aan een positief of negatief resultaat. En na het zien van 20 objecten wordt proefpersonen gevraagd of een bepaald object een positieve of negatieve associatie had. Hoe beter ze het doen, hoe meer punten ze verdienen, hoe hoger de financiële beloning. Als iemand vooral de negatieve associaties goed heeft onthouden, dan zegt dat iets over hun focus op negatieve stimuli in plaats van positieve. We zijn nu mensen hiermee aan het testen om te zien of we hun leerasymmetrie op deze manier goed kunnen meten.”
En wat is daarna de volgende stap?
“Hoe mijn komende drie jaar eruit gaan zien hangt af van de resultaten van deze en de volgende studie, waarin we in plaats van het winnen of verliezen van punten, lekkere of vieze smaakjes toedienen gekoppeld aan dezelfde 3D-objecten. We nemen ook vragenlijsten af over mensen hun persoonlijkheid, en daarmee willen we uiteindelijk ook iets proberen te zeggen over de relatie tussen deze leerasymmetrieën en de gevoeligheid voor mentale stoornissen.”
Je bent begonnen met je proefschrift in coronatijd, heeft dat een effect gehad op je onderzoek?
“De drempel om online mee te doen aan dit onderzoek is denk ik lager dankzij corona, maar je hebt tegelijkertijd minder controle dan wanneer mensen naar de universiteit zouden komen. Bijvoorbeeld: Ook al vraag ik mensen om een muis te gebruiken voor de taak, zien we dat 60% van de mensen een touchpad of touchscreen gebruikt. Ook in andere opzichten was het niet ideaal om in coronatijd te beginnen, zeker om contacten te leggen. Ik kom oorspronkelijk uit Langedijk, ten noorden van Amsterdam, en ben vanuit Amsterdam naar Maastricht verhuisd toen ik begon. Toch is het me makkelijker afgegaan dan je misschien zou denken, aangezien ik al vijf jaar eerder was afgestudeerd aan de universiteit.”
Wat heb je in die tussentijd gedaan?
“Mijn laatste masterstage was niet zo’n groot succes. Ik ben hiervoor naar Zweden gegaan, maar van twee kanten hadden we dat onvoldoende voorbereid en er was een karaktermismatch tussen mij en mijn begeleider. Ik ben dankbaar dat we het toch netjes hebben kunnen afronden met een masterthese, maar voor mijn netwerk was het niet behulpzaam en dat hielp weer niet bij het solliciteren daarna. Ik was ook wel kieskeurig in waarop ik reageerde: ik had namelijk geen zin om het bedrijfsleven in te gaan. Om de tijd te vullen had ik me ook aangemeld als dierenoppasser en dat groeide uit tot een fulltimebaan. Vier jaar lang fietste ik van hot naar her om honden uit te laten. Het verdiende niet veel maar ik kon rondkomen en ik moet zeggen: je wordt er heel gelukkig van. Totdat corona begon en mensen zelf hun honden gingen uitlaten. En het was natuurlijk ook niet de baan die bij mijn masterdiploma Brain & Cognitive Science paste. Dus toen ik de vacature voor deze promotieplaats tegenkwam, heb ik geschreven en werd ik meteen enthousiast. Het voelde alsof ik nooit gestopt was met wetenschappelijk onderzoek doen.”
Dus voorlopig geen honden meer uitlaten?
“Als ik in Maastricht mensen met honden zie lopen, dan mis ik het wel een beetje. Maar op dit moment doe ik toch liever promotieonderzoek.”