De derde NSMD-netwerkbijeenkomst, waar alle deelnemende onderzoekers kennis delen om het project vooruit te helpen, was 25 november opnieuw een online gebeuren vanwege de coronapandemie. Desondanks slaagden organisatoren Bernet Elzinga en Andrea Evers van de Universiteit Leiden erin een inspirerend twee-uur-durend programma aan te bieden. Praatjes, van onder meer Denny Borsboom, gaven genoeg stof tot nadenken.
Het centrale thema van de bijeenkomst was ‘Doelen, sterktes en beperkingen van idiografische versus nomothetische modellen’, of in lekentaal: de individuele versus de groepsaanpak in onderzoek.
Consortiumlid Eiko Fried, universitair hoofddocent aan de Universiteit Leiden, die vooral geïnteresseerd is in het bestuderen van symptomen van psychische stoornissen en hun causale relaties, beantwoordde de vraag: ‘Hoe kun je het beste de relatie tussen A en B onderzoeken?’. Het antwoord aan het einde van zijn verhaal was helder: ‘Dat hangt ervan af’. “Afhankelijk van het type data dat je verzamelt, zijn er verschillende types netwerkmodellen die bruikbaar zijn”, was zijn hoofdboodschap, die hij met een aantal theoretische voorbeelden onderbouwde.
Weten hoe laat het is
Professor Denny Borsboom van de Universiteit van Amsterdam (lid van de NSMD Wetenschappelijke Adviesraad en een van de grondleggers van de netwerktheorie voor psychopathologie) hield een pleidooi voor de combinatie van verschillende informatiebronnen. “Er wordt gezegd dat iemand met één klok weet hoe laat het is, maar dat iemand met twee het nooit zeker zal weten, omdat de ene informatiebron beter zou zijn dan de andere. Ik zie dat conflict niet. We kunnen niet verwachten dat we alle informatie kunnen halen uit één model of studie.” Volgens Borsboom kan het combineren van meerdere informatiebronnen leiden tot een soort ‘lappendeken-model’, net zoals het IPCC dat hanteert voor klimaatverandering. “Niet dat het makkelijke is”, besloot hij. “Klimaatverandering stelt niks voor vergeleken met de complexiteit van iemands geest. Maar als iets onmogelijk is, moet je het juist altijd proberen.”
En er was meer
Johan Vlaeyen, hoogleraar Gezondheidspsychologie aan de Universiteit Maastricht en een expert in ‘single-case experimental designs’, (dus hoe je een experimenteel onderzoek naar individuele gevallen opzet), gaf een minicollege over dit type studies: wat is het precies, waarom zou het je het doen en hoe dan? Waarna promovenda Myrthe Veenman van NSMD-team Communicating Networks haar bevindingen tot zover presenteerde van het in kaart brengen van hoe emoties van familieleden elkaar beïnvloeden.
Hoewel de vragen na de presentaties (en eigenlijk ook het leeuwendeel van de presentaties zelf) net een tikje te ingewikkeld waren voor uw eenvoudige ‘leken-verslaggever’ om te kunnen samenvatten, werd het geheel zeer gewaardeerd door de (virtueel) aanwezige wetenschappers. En dat is waar het uiteindelijk allemaal om gaat bij een netwerkbijeenkomst als deze.