Tijdens het EPP-symposium ‘Up to date blijven met netwerkanalyse’, op 8 en 9 december, konden promovendi praktijkervaring opdoen met het toepassen van de Netwerktheorie op hun eigen onderzoek en deze veelbelovende nieuwe benadering van klinische psychologie verder verkennen. Güldehan Durman begon een maand ervoor aan haar NSMD-promotietraject en had veel aan de twee dagen in Driebergen.
“Een nieuwe benadering, de netwerktheorie, wint aan terrein in de klinische psychologie”, zo klonk het op de uitnodiging van de Postgraduate School for Experimental Psychology (EPP). In dit symposium werd toegelicht hoe de netwerkbenadering gekoppeld raakte aan psychologie en konden studenten zelf ervaring opdoen met de praktische toepassingen. Daarnaast was er ruimte voor discussies over het concept, aangezwengeld door recente debatten over de klinische toepasbaarheid van de netwerkbenadering en de betekenis ervan voor het veld van de experimentele psychologie. Drie NSMD-gelieerde onderzoekers organiseerden dit symposium: Lotte Gerritsen (UU), Renée Visser (UvA) en Laurens Kemp (UM).
Een routekaart
Güldehan Durman begon op 1 november dit jaar met haar promotieonderzoek, binnen het Amsterdam Emotional Memory Lab van de afdeling Klinische Psychologie van de Universiteit van Amsterdam. “Netwerktheorie is voor mij een nieuw veld, dus nadat ik al een boel had gelezen, kon ik veel nieuwe inzichten verwerven op dit symposium, plus kennismaken met een aantal NSMD-collega’s. Velen van hen zijn ook lid van EPP.”
Lezingen van prof. dr. Anne Roefs en dr. Denny Borsboom gaven een overzicht van de ontwikkelingen tot zover, evenals de mogelijkheden en de uitdagingen van netwerktheorie. Ze betrokken zowel het perspectief van de onderzoeks- als de praktische kant. “Denny Borsbooms presentatie gaf me ook een routekaart over hoe de netwerkbenadering verschilt van de netwerktheorie. Het is belangrijk om te beseffen waar je staat met je onderzoek en welk perspectief je kiest. Volgens de netwerkbenadering, bijvoorbeeld, kun je alles systematisch bekijken als een netwerk. Dat is iets anders dan geloven in de netwerktheorie voor psychologische problemen, die stelt dat psychische stoornissen ontstaan door de causale verbanden tussen symptomen.”
Een R bouwsteen
Tessa Blanken, een van Durmans begeleiders, gaf een overzicht van haar pad als onderzoeker binnen de netwerktheorie, die zij toepaste op mensen met insomnia en depressie. Daarnaast was er een aantal workshops, waar deelnemers zelf aan de slag konden met ‘R’, het computerprogramma dat de meeste NSMD-onderzoekers ook gebruiken. “Ik heb R al eerder gebruikt, dus ik kon de oefeningen helemaal maken. We moesten R toepassen op een verstrekte dataset. Het was heel bruikbaar voor mij, omdat ik er een paar basis bouwstenen aan overhield die ik in mijn eigen onderzoek kan gebruiken.” In een andere workshop leerden promovendi meer over elkaars projecten en brainstormden ze met elkaar over de mogelijkheden voor netwerkanalyse. Welke soort conclusies zouden in de toekomst getrokken kunnen worden aan de hand deze aanpak?
Durman: “Mijn project richt zich op de rol van emotioneel geheugen in het voortbestaan van psychopathologische symptomen en de vraag hoe emotioneel geheugen getest en weergegeven kan worden vanuit een latent of netwerk perspectief. Kunnen we het weergeven als een onderliggende latente variabele, die psychopathologische symptomen veroorzaakt, of kunnen we het beter zien als een netwerk van interacterende symptomen? Ik ben alleen maar enthousiaster geworden na dit symposium.”